De centrale opdracht

Opiniestuk in Socialisme & Democratie (link of pdf)

‘Het streven naar volledige werkgelegenheid blijft een centrale opdracht voor de sociaal-democratie.’  Dit beginsel is voor de PvdA relevanter dan ooit. Het leger van werklozen dreigt tussen 2012 en 2014 te groeien met 165 duizend, en deze dreigende voorspelling kan nog te optimistisch blijken. Hoe laat  de PvdA zich als regeringspartij door dit beginsel leiden?

De groeiende werkloosheid is het nare gevolg van economische krimp; de voorspellingen zijn even slecht als de cijfers voor 2009. De investeringen door bedrijven dalen met meer dan 10% en de consumptie door gezinnen met 2%. Toen gebeurde dat in één jaar tijd, en nu dreigt dat te gebeuren in twee jaar tijd. De reactie toen en nu verschilt echter hemelsbreed. Toen heeft het kabinet de begrotingsregels losgelaten: het tekort is hoog opgelopen en voor vele miljarden aan extra investeringen is ruimte gemaakt. Nu houdt het kabinet aan de begrotingsregels vast: er wordt gezocht en onderhandeld over zes miljard aan extra bezuinigingen om het financieringstekort aan de Europese eis van 3% te voldoen. Het resultaat toen en nu verschilt eveneens hemelsbreed.

Het kabinet Rutte-Asscher kiest ervoor om een belangrijk instrument tot bestrijding van werkloosheid niet in te zetten. Beide leidsmannen zullen echter tot de ontdekking zijn gekomen dat ze met lege handen staan om de neerwaartse spiraal te stoppen. Mark Rutte heeft het geprobeerd door optimisme te prediken. Het is echter geen verrassing dat de ‘groene waas’ wel tot hilariteit heeft geleid maar geen merkbaar effect heeft gehad. Lodewijk Asscher probeert het door miljoenen voor banenplannen en -plannetjes. Maar het is duidelijk dat miljoenen geen miljarden zijn: het zal geen merkbaar effect hebben. Omdat het kabinet zo wanhopig en vergeefs zoekt naar manieren om de neerwaartse spiraal te doorbreken, groeit de onrust buiten het kabinet. Ook de werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes kiest ervoor om de begrotingsregels los te laten en roept op – even wanhopig – desnoods het tafelzilver te verkopen.

De regeringspartijen VVD en PvdA komen met uiteenlopende redenen om de keuze voor de extra bezuinigingen te rechtvaardigen. Stuk voor stuk zijn het drogredenen. Drogreden één is dat het kabinet in 2014 wel en in 2013 niet extra bezuinigt. De schaduwpremier Diederik Samsom houdt ons dit graag om te laten zien dat het kabinet zich niet rigide laat leiden door de geldende begrotingsregels. Hij vergeet erbij te zeggen dat in de praktijk extra bezuinigingen in het lopende jaar nagenoeg onmogelijk zijn; het is geen werkelijke keuze voor en van het kabinet. Drogreden twee is dat Nederland door de zure appel moet heen bijten. De overheid moet nu ingrijpen om later profijt te hebben. Dit geldt voor hervormingen maar niet voor bezuinigingen. Hervormingen versterken de economische structuur en leggen de kiem voor latere groei. Bezuinigingen zullen nu de krimp versterken, zullen later niet de groei bevorderen en kunnen wachten op betere tijden. Dat laatste verdient enige uitleg. Nederland is een land met de goede, lange traditie van gezonde overheidsfinanciën. In die traditie worden goede jaren benut om het tekort terug te dringen, in weerwil van borrelpraat hierover. Dat is zo geweest in de tweede helft van de jaren negentig en halverwege de jaren nul. Natuurlijk bieden successen uit het verleden geen garantie voor de toekomst. Ze leren wel dat economische groei een voorwaarde voor het gezond maken van de overheidsfinanciën is. Drogreden drie is dat de Europese regels voor begrotingsbeleid nodig zijn om de euro te redden.  Hiermee wordt de instabiliteit in de eurozone herleid tot spilzieke overheden. Je zou wensen dat het zo eenvoudig ligt. De instabiliteit komt echter door de verstrengeling van landen en banken waardoor landen banken omver kunnen trekken (Griekenland) en banken landen omver kunnen trekken (Ierland, Spanje). Daarom is een bankunie, met een gezamenlijk steunfonds voor individuele banken, zo essentieel en is de veel besproken grens van 3% aan het tekort dat bepaald niet. Dat blijkt ook uit de aanbevelingen door de Eurocommissaris Olli Rehn; Frankrijk heeft extra tijd gevraagd en gekregen en Nederland heeft verzuimd om extra tijd te vragen. Kortom, het kabinet wordt de firma list & bedrog als het om deze redenen blijft vasthouden aan de extra bezuinigingen in 2014.

Nu minder en later meer bezuinigen is noodzakelijk maar niet voldoende om de problemen in de Nederlandse economie te lijf te gaan.  Veel burgers, bedrijven en banken kampen met schulden of hebben te lage vermogensbuffers. Zo is er naar schatting een miljoen huishoudens met een hogere hypotheekschuld dan woningwaarde, hebben kleine en middelgrote bedrijven niet of weinig toegang tot risicodragend kapitaal (eigen vermogen of achtergestelde leningen), en moeten banken de buffers vergroten en tegelijkertijd afschrijven op hun portefeuille aan leningen.   Het gevolg is dat zij sparen om de schulden weg te werken en buffers op te bouwen. Dit leidt tot de ‘paradox of thrift’: alle pogingen om te sparen leiden juist tot minder besparingen. Want minder bestedingen betekent minder vraag en minder groei zodat aflossen van (nominale) schulden en het opbouwen van buffers alleen maar moeilijker wordt. De balansen van burgers, bedrijven en banken moeten evenwichtiger worden. Dit kan en zal een langdurig en pijnlijk proces zijn als er geen gerichte sanering en herfinanciering plaatsvindt. Japan is hiervan een weinig opbeurend voorbeeld geweest, en Nederland dreigt het voorbeeld van Japan te volgen. Het lijkt erop dat het kabinet dit gevaar zich nog te weinig bewust is. Het regeerakkoord is aan dit gevaar  in elk geval volledig voorbij gegaan; de extra bezuinigingen maken een Japans scenario allen maar waarschijnlijker.

Er staat veel op het spel. Nederland dreigt het voorbeeld van Japan te volgen en jaren van magere groei voor zich te hebben als Nederland het macro-economische beleid van extra bezuiniging op  extra bezuiniging blijft volgen. Bovendien en bovenal, de werkloosheid zal verder oplopen. Grofweg zal een bezuiniging van 6 miljard leiden tot een 1,5 procent daling van het nationaal product en tot een stijging van het werkloosheidspercentage met 0,75 procentpunten. Dat komt neer op meer dan 65 duizend extra werklozen. Natuurlijk is er een andere inschatting (over de multiplier) te maken . Dat laat onverlet dat er banenplan of banenplannetje te denken is dat op korte termijn tienduizenden banen schept om de extra stijging in werkloosheid  op te vangen. De PvdA neemt verantwoordelijkheid voor tienduizenden extra werklozen (en jaren van magere, Japanse groei) door te volharden in extra  bezuinigingen.

De centrale opdracht is nu veel relevanter dan toen. Als de PvdA moet kiezen tussen een centrale op dracht het beginselprogramma of afspraken uit het regeerakkoord, lijkt de keuze toch niet heel moeilijk?

 

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , | Plaats een reactie

Klant? Nee, bank is koning!

Column in het blad van Vereniging Eigen Huis

U betaalt te veel voor uw hypotheek. Die conclusie valt te trekken uit een vergelijking tussen Nederland en de ons omringende landen. Het verschil in hypotheekrente is gemiddeld 1 procentpunt in uw nadeel. Zou het maar zo eenvoudig zijn dat u in de auto stapt en net over de grens uw hypotheek inslaat tezamen met benzine, sigaretten of drank. Het zou flink schelen.

Maar waarom betalen u en ik te veel? Hiervoor zijn grofweg twee verklaringen. De eerste is dat voor banken geld duur is; de tweede is dat banken geld duur maken voor de consument. Het effect is hetzelfde maar de oorzaak is verschillend. Laat ik het uitleggen.

Banken moeten geld lenen om u geld te kunnen lenen. In Nederland staan tegenover de langlopende hypotheeklening niet voldoende spaartegoeden. Er is een financieringsgat. Daarom zien banken graag dat u spaargelden bij hen stalt. De spaarrente is in Nederland dan ook niet laag. Daarom zien banken graag dat u de hypotheek vervroegd aflost, ook al is dat voor u niet altijd verstandig. Meer spaargeld en vervroegde aflossing maakt het gat kleiner, maar laat het gat niet verdwijnen. Per saldo moeten Nederlandse banken lenen bij andere buitenlandse banken. Dat maakt de Nederlandse banken kwetsbaar. In tijden van financiële turbulentie is het onderlinge vertrouwen van banken laag en is lenen bij andere banken lastig. Bovendien moeten de Nederlandse banken hogere buffers opbouwen. Het financieringsgat en de bufferopbouw maken dat Nederlandse banken niet graag meer hypotheken verstrekken: voor iedere Nederlander is de hypotheek relatief kostbaar en voor sommigen onder ons zelfs niet te krijgen. In essentie komt dit omdat geld voor banken duur is. Dit is de visie van De Nederlandsche Bank.

Die visie wordt niet zonder meer onderschreven door het Centraal Planbureau. De rekenmeesters van het Rijk wijzen op een andere oorzaak. Er zijn minder banken dan ooit die hypotheekleningen aanbieden. Buitenlandse banken als Paribas hebben de Nederlandse markt verlaten maar ook SNS heeft zich teruggetrokken. Bovendien mogen ABN en ING niet stunten met hypotheekrentes omdat ze staatssteun hebben ontvangen. Er is weinig concurrentie en er is veel marge. Geld wordt dan duur gemaakt. Banken gebruiken de hoge marge om winsten te maken.

Wat u ook doet – een hoge rente betalen of vervroegd aflossen -, u draagt bij aan het herstel van het Nederlandse bankwezen. Het is een schrale troost. Kan dat herstel niet op een andere manier plaatsvinden? Zeker.

Verknipt land

Nederland is verknipt. Het is een land van sectoren die gewend zijn om langs elkaar heen te werken en grote moeite hebben om samen te werken. Dat geldt ook voor pensioenfondsen en banken. De pensioenfondsen brengen geld naar het buitenland en de banken halen geld uit het buitenland. Zo heeft Nederland als geheel een groot spaaroverschot, en hebben de Nederlandse banken toch een fors financieringsgat.

Er ontbreekt een markt tussen banken en pensioenfondsen, waarop banken een deel van de hypotheken aan pensioenfondsen verkopen. Voor beide partijen kan die markt interessant zijn. Voor banken is het interessant om het financieringsgat te verkleinen of om de buffers te verhogen. Dit stelt hen in staat om nieuwe leningen aan burgers en bedrijven te gaan verstrekken. Voor pensioenfondsen is het interessant om te beleggen of te investeren in Nederlandse hypotheken. Veilig beleggen is aantrekkelijk omdat rendement op hypotheekleningen hoger is dan rente op staatobligaties. Een stap verder is dat pensioenfondsen de risico’s van hypotheken van banken deels overnemen. Verstandig investeren wordt mogelijk als pensioenfondsen het risico van loon- en prijsinflatie kunnen afdekken. Dit kan vereisen dat banken de aflossing van hypotheken koppelen aan inflatie. Dat is niet zo gek: het is makkelijker af te lossen als het gemiddelde loon stijgt.

Om handel tussen pensioenfondsen en banken op gang te brengen is het tijd voor eerste stap en voor een nieuwe bank: een nationale hypotheekbank. Deze koopt hypotheken van banken en verkoopt gestandaardiseerd veilig papier aan pensioenfondsen. Hierdoor kunnen pensioenfondsen veilig beleggen en wordt het financieringsgat voor banken gedicht.

Bankier Cees van Dijkhuizen heeft een ronde langs de verschillende partijen gemaakt en geconstateerd dat een eerste stap mogelijk is. Er wordt gezocht naar de mogelijkheid om hypotheken met een Nationale Hypotheek Garantie (NHG) om te zetten in Nederlandse Hypotheek Obligatie. Deze laatste kent een staatsgarantie en wordt daarmee zo veilig als een staatsobligatie. Dit hoeft de staat niets te kosten: op de NHG-hypotheken rust als een staatsgarantie als het NHG-fonds onverhoopt tekort blijkt te schieten. Het voorstel van Cees van Dijkhuizen is eigenlijk om hypotheken nog mooier te verpakken en daardoor beter verkoopbaar te maken. Maar goed, het is een eerste stap.

Gaat u een verschil merken? Ik hoop het van harte, maar twijfel daaraan. Zo is het voorstel van Van Dijkhuizen om de NHG-premie te verhogen. Dat maakt voor velen de hypotheek duurder, en niet goedkoper. Bovendien is het probleem nog niet verdwenen dat banken buffers opbouwen – waarvoor u en ik betalen – en het probleem dat banken niet concurreren. Dus als pensioenfondsen veilig in hypotheken beleggen en als banken het financieringsgat zien verkleinen of verdwijnen, is het nog maar de vraag of de banken dit voordeel aan hun klanten zullen doorgeven. De klant centraal? Daarvoor moeten nog meer stappen gezet worden. Doorstappen!

 

 

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , | Plaats een reactie

Modelgevangenis

De CPB-doorrekening van de verkiezingsprogramma’s houdt alle partijen gevangen in een onbuigzame logica waarbij de werkloosheid in 2040 of de economische groei in 2017 leidend is. Het wordt tijd ons daaruit eens te bevrijden. Lees verder in S&D

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , | Plaats een reactie

Teulings

Met de kwalificatie ‘een politiek oordeel’ zette Jeroen Dijsselbloem Coen Teulings in de hoek. De minister van Financiën behandelde een uitspraak door de directeur van het Centraal Planbureau niet als een belangrijk signaal van voorstaand instituut maar als een van de vele uitspraken die aan te treffen zijn op Twitter of te horen zijn op de radio. Teulings sprak zich uit tegen verdere bezuinigingen. Maar Dijsselbloem wilde hiervan duidelijk niet horen.

Over Coen Teulings viel geregeld te horen dat PvdA- lid was. De suggestie was misschien dat hij zijn analyses als econoom en Planbureau-directeur niet zou scheiden van zijn opvattingen als partijman zijn. Maar de PvdA-minster zette het PvdA-lid in de hoek. De suggestie kan voortaan achterwege blijven.

Teulings heeft zich als Planbureau-econoom over het effect van bezuinigingen op de economie uitgesproken. Zijn vrees is dat budgettaire ingrepen negatiever dan gebruikelijk voor de economie uitpakken. De aanbeveling is daarom dat bij begrotingstegenvallers het kabinet niet moet proberen om de Europese norm voor overheidstekort, de heilige 3% te halen door overheidsuitgaven verder te minderen of door belastinginkomsten verder te verhogen. Dit geeft  een neerwaartse spiraal in de economie, zeker in een recessie maar vooral in deze recessie. Bezuinigingen en lastenverzwaringen maken de schuldenproblemen bij sommige burgers, bedrijven en banken alleen maar groter. Zijn aanbeveling sluit naadloos aan bij een eerder betoog. Volgens Teulings hebben politici te veel bezuinigingsdrift en te weinig hervormingsdrang; ze kiezen voor snelle, zichtbare ingrepen en niet voor langzame, structurele veranderingen die de overheidsfinanciën uiteindelijk op orde brengen maar ook de economie versterken. Kortom, politici staren zich blind op huishoudboekje van de overheid.

Voor de vrees voor extra bezuinigingen valt veel te zeggen. De woorden van Teulings zijn ondersteund door bevindingen van IMF-economen Oliver Blanchard en David Leigh. Zij vinden in een onderzoek dat in de laatste jaren een tekortreductie met 1% (van het nationaal product) het nationaal product met 1% doet dalen. De multiplier is twee keer zo groot als in de regel verondersteld wordt. De Europese norm voor overheidstekorten kan ons dus duur komen te staan.

Gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen. De woorden van Teulings vinden onder economen weerklank maar gaan bij politici en ambtenaren het ene oor in en het andere oor uit. Lodewijk Asscher, de PvdA-voorman in het kabinet, heeft al uitgesproken dat het op orde brengen van de overheidsfinanciën niet een kwestie van ‘nu even niet’.  Maar met name de verhouding met het ministerie van Financiën is ijzig. De schatkistbewaarder heeft ontpopt tot een Politburo waar andere overwegingen dan het terugdringen van het overheidstekort niet geduld worden. Zo is de aanbeveling van Teulings strijdig met het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte vlak voor de verkiezingen is verschenen. In dat advies wordt gesproken over automatische maatregelen om het overheidstekort binnen de Europese norm van 3% te houden. In dat advies wordt gesproken over front loading: een nadruk op snelle ingrepen. Wel wordt erop gewezen dat het terugdringen van het tekort leidt tot herstel van vertrouwen bij burgers en bedrijven en daarmee tot herstel van de economie, zonder een snipper van bewijs. Paul Krugman spreekt van de ‘confidence fairy’.

Maar, Teulings heeft politici en ambtenaren het makkelijk gemaakt om zijn woorden naast zich neer te leggen. Zijn aanbeveling wordt niet ondersteund door onderzoek of berekeningen van het CPB, hoewel juist daar vele onderzoekers en rekenmeesters rondlopen. Zo is in de doorrekening van verkiezingsprogramma’s niet zo’n grote multiplier terug te vinden. Teulings heeft zichzelf dus niet in een makkelijke positie gemanoeuvreerd. Tekenend is dat Haagse kringen al volop speculatie is wie opvolger zou kunnen zijn als Teulings dit jaar geen herbenoeming ambieert. Zijn uitgesproken optredens van de laatste tijd lijken te suggereren dat hij die niet ambieert. Het is dan wel te hopen dat het ministerie van Financiën na de toezichthouders AFM en DNB niet ook het CPB weet te ‘zuiveren’.

Coen Teulings kwam in de loop der jaren haaks op de lijn van zijn voorganger komen te staan. Henk Don kon geregeld en nadrukkelijk aan medewerkers uitleggen dat het CPB geen advies gaf; hooguit kon het CPB opties bieden en afwegingen schetsen. Typerend was dat naar de partijvoorkeur van Don slechts gegist kon worden. De terughoudende opstelling maakte dat Don voor de media een grijze muis was en dat het CPB nagenoeg buiten het publieke debat stond. Terecht bracht Teulings daarin verandering. Maar hij koos in de loop der jaren steeds duidelijker stelling: niet meerdere opties maar één optie.

Ook de SP heeft al geklaagd over de politieke stellingname van het CPB. De reputatie van een vooraanstaand, onafhankelijk instituut lijkt in het gedrang gekomen. Een bevinding van het instituut wordt niet langer als onafhankelijk en wetenschappelijk gezien maar als één van de vele geluiden. Dat is makkelijk in een hoek te zetten.Met de kwalificatie ‘een politiek oordeel’ zette Jeroen Dijsselbloem Coen Teulings in de hoek. De minister van Financiën behandelde een uitspraak door de directeur van het Centraal Planbureau niet als een belangrijk signaal van voorstaand instituut maar als een van de vele uitspraken die aan te treffen zijn op Twitter of te horen zijn op de radio. Teulings sprak zich uit tegen verdere bezuinigingen. Maar Dijsselbloem wilde hiervan duidelijk niet horen.

Over Coen Teulings viel geregeld te horen dat PvdA- lid was. De suggestie was misschien dat hij zijn analyses als econoom en Planbureau-directeur niet zou scheiden van zijn opvattingen als partijman zijn. Maar de PvdA-minster zette het PvdA-lid in de hoek. De suggestie kan voortaan achterwege blijven.

Teulings heeft zich als Planbureau-econoom over het effect van bezuinigingen op de economie uitgesproken. Zijn vrees is dat budgettaire ingrepen negatiever dan gebruikelijk voor de economie uitpakken. De aanbeveling is daarom dat bij begrotingstegenvallers het kabinet niet moet proberen om de Europese norm voor overheidstekort, de heilige 3% te halen door overheidsuitgaven verder te minderen of door belastinginkomsten verder te verhogen. Dit geeft  een neerwaartse spiraal in de economie, zeker in een recessie maar vooral in deze recessie. Bezuinigingen en lastenverzwaringen maken de schuldenproblemen bij sommige burgers, bedrijven en banken alleen maar groter. Zijn aanbeveling sluit naadloos aan bij een eerder betoog. Volgens Teulings hebben politici te veel bezuinigingsdrift en te weinig hervormingsdrang; ze kiezen voor snelle, zichtbare ingrepen en niet voor langzame, structurele veranderingen die de overheidsfinanciën uiteindelijk op orde brengen maar ook de economie versterken. Kortom, politici staren zich blind op huishoudboekje van de overheid.

Voor de vrees voor extra bezuinigingen valt veel te zeggen. De woorden van Teulings zijn ondersteund door bevindingen van IMF-economen Oliver Blanchard en David Leigh. Zij vinden in een onderzoek dat in de laatste jaren een tekortreductie met 1% (van het nationaal product) het nationaal product met 1% doet dalen. De multiplier is twee keer zo groot als in de regel verondersteld wordt. De Europese norm voor overheidstekorten kan ons dus duur komen te staan.

Gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen. De woorden van Teulings vinden onder economen weerklank maar gaan bij politici en ambtenaren het ene oor in en het andere oor uit. Lodewijk Asscher, de PvdA-voorman in het kabinet, heeft al uitgesproken dat het op orde brengen van de overheidsfinanciën niet een kwestie van ‘nu even niet’.  Maar met name de verhouding met het ministerie van Financiën is ijzig. De schatkistbewaarder heeft ontpopt tot een Politburo waar andere overwegingen dan het terugdringen van het overheidstekort niet geduld worden. Zo is de aanbeveling van Teulings strijdig met het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte vlak voor de verkiezingen is verschenen. In dat advies wordt gesproken over automatische maatregelen om het overheidstekort binnen de Europese norm van 3% te houden. In dat advies wordt gesproken over front loading: een nadruk op snelle ingrepen. Wel wordt erop gewezen dat het terugdringen van het tekort leidt tot herstel van vertrouwen bij burgers en bedrijven en daarmee tot herstel van de economie, zonder een snipper van bewijs. Paul Krugman spreekt van de ‘confidence fairy’.

Maar, Teulings heeft politici en ambtenaren het makkelijk gemaakt om zijn woorden naast zich neer te leggen. Zijn aanbeveling wordt niet ondersteund door onderzoek of berekeningen van het CPB, hoewel juist daar vele onderzoekers en rekenmeesters rondlopen. Zo is in de doorrekening van verkiezingsprogramma’s niet zo’n grote multiplier terug te vinden. Teulings heeft zichzelf dus niet in een makkelijke positie gemanoeuvreerd. Tekenend is dat Haagse kringen al volop speculatie is wie opvolger zou kunnen zijn als Teulings dit jaar geen herbenoeming ambieert. Zijn uitgesproken optredens van de laatste tijd lijken te suggereren dat hij die niet ambieert. Het is dan wel te hopen dat het ministerie van Financiën na de toezichthouders AFM en DNB niet ook het CPB weet te ‘zuiveren’.

Coen Teulings kwam in de loop der jaren haaks op de lijn van zijn voorganger komen te staan. Henk Don kon geregeld en nadrukkelijk aan medewerkers uitleggen dat het CPB geen advies gaf; hooguit kon het CPB opties bieden en afwegingen schetsen. Typerend was dat naar de partijvoorkeur van Don slechts gegist kon worden. De terughoudende opstelling maakte dat Don voor de media een grijze muis was en dat het CPB nagenoeg buiten het publieke debat stond. Terecht bracht Teulings daarin verandering. Maar hij koos in de loop der jaren steeds duidelijker stelling: niet meerdere opties maar één optie.

Ook de SP heeft al geklaagd over de politieke stellingname van het CPB. De reputatie van een vooraanstaand, onafhankelijk instituut lijkt in het gedrang gekomen. Een bevinding van het instituut wordt niet langer als onafhankelijk en wetenschappelijk gezien maar als één van de vele geluiden. Dat is makkelijk in een hoek te zetten.

In een eerdere versie heb ik abusievelijk geschreven dat Coen Teulings het advies van de Studiegroep onderschrijft.  Stom. Soms kan ik beter op mijn herinnering vertrouwen dan gauw een dik rapport nakijken. Mijn excuus.

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

‘De euro heeft zich bewezen’

‘De euro heeft zichzelf inmiddels meer dan voldoende bewezen, al zijn er in Europa maar weinig politici die dit hardop durven te zeggen.’ Die conclusie trok Wim Boonstra, hoofdeconoom van de Rabobank, in een terugblik op het roerige jaar 2008, waarin sommige banken omvielen maar de euro overeind bleef. Hij had dit beter niet hardop kunnen zeggen.

Ter verdediging van Boonstra: hij zal niet de enige econoom zijn geweest die die conclusie trok. De euro is door menig econoom ondersteund als een middel om oorlog te voorkomen: de eenheidsmunt zou een ondoordringbare verdedigingswal tegen de financiële markten opwerpen en zou zorgen voor stabiele wisselkoersen en daarmee voor groei van handel en investeringen binnen de Europese grenzen. Eerdere pogingen tot stabiele wisselkoersen zijn ondermijnd door speculatieve en succesvolle aanvallen van handelaren op financiële markten. Het zijn die aanvallen geweest waardoor het Engelse pond noodgedwongen in 1992 het Europese Monetair Stelsel heeft moeten verlaten. De Europese Monetaire Unie moest het pleit definitief beslechten door wisselkoersen eens en voor altijd vast te klinken en door een eenheidsmunt te introduceren.

Vlak voor de entree van de euro kreeg de econoom Robert Mundell voor zijn werk over‘optimal currency area’ de Nobelprijs voor economie. Maar de eurozone is niet ‘optimal’; de verschillen tussen de West-Europese en Zuid-Europese leden zijn groot. Terwijl in Duitsland en Nederland de lonen in de pas met productiviteit lopen, zijn in Italië en Spanje de stijgende loonkosten door een dalende wisselkoers gecompenseerd, tot de entree van de euro. Daarna zijn deze verschillen een tijd gemaskeerd, door een lagere rente voor en aantrekkende investeringen in Zuid-Europese landen. Maar de kredietcrisis heeft de verschillen genadeloos blootgelegd. Het gevolg is dat Italië en Spanje onder vuur van de financiële markten liggen (terwijl Portugal en Ierland al bezweken zijn). De speculatie dat de landen niet de schulden kunnen voldoen, leidt tot een oplopende rente zodat de landen inderdaad niet de schulden kunnen voldoen. Alleen al de kans dat de serieuze technocraat Monti voortijdig vertrekt en de slinkse politicus Berlusconi opnieuw premier wordt, doet de rente flink stijgen.

De euro heeft inmiddels meer dan voldoende bewezen dat de financiële markten nog niet in toom te houden zijn. De financiële turbulentie is in 2012 vele malen groter dan in 1992. Daarom kwamen Herman Van Rompuy en José Manuel Barroso met een blauwdruk voor een ‘echte economische en monetaire unie’, in een poging om gaten in de verdedigingswal te dichten. Het belangrijkste voorstel is de bankunie. Hiermee moet een einde komen aan het wankele evenwicht van landen en banken die elkaar kunnen laten omvallen. Dat betekent dat er Europese middelen moeten zijn om wankelende banken te ondersteunen en dus ook dat er Europees toezicht op die banken moet komen.

Een omstreden voorstel is een oordeel van de Europese Commissie over nationale begrotingen en contracten tussen de Commissie en een lidstaat over hervormingen als ontslagrecht en pensioenstelsel. Daarmee worden zo duidelijk bevoegdheden van Den Haag aan Brussel overgedragen dat zelfs onze minister-president dat niet langer kan ontkennen. Het verlies aan bevoegdheden is omstreden ook omdat Brussel wordt gezien als bolwerk van bureaucraten, met een gebrek aan democratische legitimatie. Maar de keuze is niet tussen het Europese Brussel en de nationale parlementen. De laatsten hebben legitimiteit maar geen soevereiniteit. Niet als landen onder vuur van de financiële markten liggen. De keuze is tussen het half bureaucratische, half democratische Brussel en financiële centra als Londen en Wall Street. Wie zijn het die nationale overheden en parlementen ter verantwoording roepen en die ter goed- of afkeuring de rente laten dalen of stijgen? We kennen geen namen en gezichten. We kennen alleen het stereotiepe beeld van jonge, strak geklede, haastige, door geld gedreven mannen en vrouwen die de financiële centra bevolken.

Maar het is duidelijk dat Herman en José Manuel meer publieke verantwoording moeten afleggen dan de toch anonieme handelaren in Londen en Wall Street. En het is duidelijk dat een goede verdedigingswal de soevereiniteit van nationale parlementen deels herstelt. Ja, dat betekent ook dat de Italiaanse kiezers wederom Berlusconi in het parlement en zelfs als premier kunnen kiezen. De Italiaanse kiezers moeten het democratische recht hebben om zich gruwelijk te vergissen. Democratische legitimiteit is niet hetzelfde als een verstandige uitslag. Dat kan zolang Berlusconi of andere bandietenpolitici niet de verdedigingswal ondermijnen door zich van afspraken en contracten met de Europese Commissie niets aan te trekken. Met dank aan Herman en José Manuel.

Maar u en ik hopen van harte dat Mario Monti aanblijft en zich kandidaat stelt.

 

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , | Plaats een reactie

Arme politiek

Met name Wouter Bos liet zich als minister door veel ambtenaren vergezellen als hij met de commissie Financiën van de Tweede Kamer in debat moest. Soms waren er zo veel ambtenaren in de (commissie)zaal dat er niet voor iedereen plaats naast of achter de minister was en dat een deel tussen het publiek moest plaatsnemen.

Maar ik heb Johan, dacht ik dan schertsend. Johan was mijn medewerker in de Tweede Kamer: jong maar slim, onderbetaald en over­belast. Die vele ambtenaren tegenover Johan: dat illustreerde de scheve verhouding tussen de uitvoerende macht van het kabinet en de controlerende macht van het parlement.

Zeker tijdens de chaos op de financiële markten in oktober 2008 werd de verhouding nog schever. Het minis­terie van Financiën huurde de duur­betaalde zakenbankiers van Lazard in om de koop en de redding van ABN Amro financieel te waar­deren. De leden van de Tweede Kamer moesten zich daarentegen gewapend met een technische briefing door datzelfde ministerie (!) en hun gezond verstand buigen over de vraag: was 16,8 miljard euro voor de koop van ABN Amro een goede prijs? Die zaken­bankiers vormden geen garantie voor een vlekkeloos onderhandelings­resultaat: de lijken vielen snel uit de kast. Maar de Tweede Kamer had de lijken zeker niet kunnen ontdekken voordat ze eruit vielen.De scheve verhouding tussen uitvoerende en controlerende macht is scherp met cijfers tot uitdrukking te brengen. Voor 2013 zijn de begrote uitgaven aan de Staten-Generaal 136 miljoen en die aan de rijksoverheid 182.911 miljoen. Aan politieke, democratische controle op de uitvoering wordt in Nederland dus nauwelijks geld besteed: de kosten bedragen slechts 0,07 procent van het totaal, minder dan een promille. Dat een enkele politieke partij pleit voor minder leden van de Tweede Kamer en dat geen enkele politieke partij pleit voor meer ondersteuning van het parlement laat zien dat controle op de uitvoerende macht per saldo geen hoge prioriteit krijgt. Politici luisteren te zeer naar de stem van het volk en die zegt dat zij even nutteloos als overbetaald zijn en dus niet in de watten moeten worden gelegd. Alleen oud-politici, die van het juk van de kiezer bevrijd zijn, durven dit te weerspreken.

De leden van het parlement zullen hun ondersteuning buiten het parlement moeten zoeken. Beperking hierbij is wel de oekaze van Kok, die de omgang van parlementariërs met ambtenaren aan banden legt. Dit is op zich een serieuze beperking omdat veel informatie alleen op de burelen van de ministeries ligt en niet daarbuiten zwerft. Als RTL toch een stuk over zorgkosten vanuit de burelen naar buiten weet te brengen laat dit zien welke informatie de onderhandelaars in de formatie wel en de parlementariërs niet hebben. In de praktijk is de omgang losser dan de oekaze, maar dat is vooral in het voordeel van regerings­partijen, niet van de oppositie. Beperking bij ondersteuning is ook dat de politieke partijen zelf nogal armlastige en amateuristische organisaties zijn.

Het verschil met Den Haag is me bij bezoeken aan Washington en Berlijn opgevallen. De Verenigde Staten, waar bedrijven aan partijen doneren, is geen gelukkig voorbeeld. Duitsland is dat wel (maar niet omdat de PVV daar verboden zou zijn). Bij onze ooster­buren is, zo heb ik me laten uitleggen, bewust gekozen voor financiële ondersteuning van partijen omdat zij niet nog een keer het verval van de democratie willen meemaken en de partijen als dragers van de democratie zien. Het verschil is navrant. Terwijl in Nederland politieke partijen per inwoner op 68 cent kunnen rekenen, kunnen partijen in Duitsland per inwoner 161 cent verwachten. Opvallend is verder het verschil in subsidie voor wetenschappelijke instituten en jongerenorganisaties: 4 versus 345 miljoen euro. Mocht u zich beklagen dat partijen in Nederland geen visie hebben en/of dat partijen een te vergrijsd ledenbestand hebben, dan is jaarlijks doneren het minste wat u kunt doen. Pas dan mag u zich weer beklagen.

Alle waar is naar zijn geld. In Nederland wordt politiek bedreven door een handje profs in een verder amateuristische omgeving van goedkope jongeren en goed­bedoelende vrijwilligers. Dat is vragen om moeilijkheden, met als recente voorbeelden de trieste teloorgang van GroenLinks door amateurs als Heleen Weening en de tassen met geld voor Geert Wilders. Al die moeilijkheden komen de real-life soap op het Binnenhof ten goede; de media en de kijkers smullen. Omgekeerd bewandelen veel van de profs de makkelijke weg van aandacht door de media, vanuit een gebrek aan tijd en ondersteuning. Ze reageren op het maatschappelijke debat maar bepalen dat niet. Zo ontstaat er een eindeloze stroom nutteloze Kamer­vragen over cookies bij de NPO, framenummers van fietsen en insecten als eiwitbron. Met meer ondersteuning zou het Nederlandse parlement aan kracht en aanzien kunnen winnen.

Maar Johan werkt inmiddels bij het ministerie van Financiën.

 

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , | Plaats een reactie

Olli-probleem

Griekenland had geen andere keuze dan in te stemmen met de drastische bezuinigingen. Een bankroet is nog drastischer. Het kabinet, het parlement, het protest: ze zijn niet meer dan herinneringen aan een democratie. De trojka is aan de macht in Griekenland.

Ook andere landen moesten soevereiniteit inleveren. Pas toen in Italië de politicus Berlusconi plaatsmaakte voor de technocraat Monti was de ECB bereid de onrust op de financiële markten weg te nemen door driejarige leningen aan banken te verstrekken.

Nederland heeft te maken met Olli Rehn. Hij heeft een rol die lijkt op de door Nederland zo vurig gewenste eurocommissaris. Rehn heeft in die rol duidelijk gemaakt dat Nederland in 2013 een tekort van niet meer dan drie procent van het nationaal product mag hebben (terwijl het tekort in 2012 nog 4,1 procent bedraagt en bij de komende voorspelling van het CPB hoger kan blijken uit te vallen). Alle bezweringen van Rutte ten spijt heeft ook Nederland soevereiniteit ingeleverd. Aan Olli Rehn.

Voor de grens aan het tekort zijn weinig betere redenen te vinden dan dat drie een bijbels getal is. Natuurlijk worden er andere redenen aangevoerd. Minister van Financiën De Jager betoogde eerder dat bezuinigingen de economie zelfs zouden kunnen stimuleren. Door bezuinigingen zouden burgers en bedrijven hun angst verliezen dat de overheidsfinanciën uit de hand lopen en belastingen oplopen, en zouden ze weer durven te besteden. Deze reden is even ingenieus als onzinnig: onderzoek van het IMF heeft laten zien dat een reductie van het tekort met één procent gemiddeld leidt tot een verlaging van de bestedingen met een half procent. De lessen van Keynes zijn nog onverminderd relevant.

De Jager betoogt daarom tegenwoordig dat extra bezuinigingen nodig zijn om het vertrouwen van de financiële markten te behouden. Dit veronachtzaamt dat dat vertrouwen groot is: ondanks een oplopend tekort heeft Nederland, net als Duitsland en Finland, een opvallend lage rente. Bovendien is de doelstelling voor bezuinigingen minder overtuigend dan doorvoering van structurele hervormingen. De doelstelling zal uiteindelijk niet gehaald worden terwijl de doorvoering een onomkeerbaar effect heeft. Olli Rehn, onze eurocommissaris, heeft zelfs geen reden nodig. Hij brengt alleen naar voren dat Nederland zich als elk land aan de afspraken moet houden.

Het IMF vreest dat door gezamenlijk bezuinigen de eurolanden gezamenlijk achteruitgaan. Het instituut pleit ervoor dat landen met een lage rente minder snel bezuinigen dan landen met hoge rente. Maar Rehn heeft hieraan geen boodschap: afspraak is afspraak. Het lijdt geen twijfel dat veel nationale politici zich hierbij zullen aansluiten. Dat biedt hun de mogelijkheid om zich te verschuilen achter ‘het moet van Europa’. Dat ontslaat hen tevens van de onmogelijke opdracht om voor de grens van drie procent een goede reden aan te voeren.

De consensus in Brussel staat in schril contrast met het debat in Washington. Daar is een levendig en breed debat over mogelijkheden van de staat om de economie te stabiliseren en de markt te beteugelen. Ik volg dat met jaloezie. Hier is de consensus samen te vatten in twee cijfers: niet meer dan drie procent tekort en niet meer dan twee procent inflatie. Hiermee wordt elk debat gesmoord.

De Europese landen dragen autonomie over aan Europese bureaucraten, die zich hooguit gesteund weten door de tandem Merkel-Sarkozy maar verder elke democratische legitimering ontberen. Die zich verschuilen achter regels waarvan de oorsprong in ingewikkelde Europese besluitvorming ligt maar verder elke rationaliteit missen. Deze ontwikkeling is bedreigend voor de landen maar ook voor het grootse experiment van de Europese Unie. Het ongenoegen onder het grote publiek over de Brusselse bemoeizucht zal groeien, aangemoedigd door nationale politici die zich willen of moeten verschuilen achter Europese regels. Dit is niet zo moeilijk voor te stellen: het ongenoegen is al eerder tot uitbarsting gekomen.

Economische coördinatie kan niet zonder Europese politisering. Het kan niet volstaan met onderonsjes tussen (twee) regeringsleiders of geschuif van memo’s tussen ambtenaren. Het oude idee van een dubbelmandaat waarbij volksvertegenwoordigers zitting in het nationale en het Europese parlement hebben, moet maar een nieuw leven krijgen. Het voorkomt in elk geval dat nationale parlementariërs zich verschuilen achter Europese regels. Bovendien hoeft economische coördinatie niet te ver doorgevoerd te worden. Ik geloof nog steeds dat het mogelijk is om monetaire eenheid te combineren met minimale budgettaire eisen. Voorwaarde is wel dat een land bankroet kan gaan, zonder banken mee te sleuren en andere landen te besmetten. De econoom Willem Buiter noemt dat het Europa van ‘brokken maken, brokken betalen’.

De markten waren opgelucht over de instemming door Griekenland. Maar het zal niet lang duren voor oude en nieuwe problemen de kop opsteken. Voor Griekenland maar ook voor Europa.

 

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , , | Plaats een reactie

Neuspeuteren

Waarom laten politieke partijen de ongelijke behandeling op de arbeidsmarkt voortbestaan? Alleen van de PVV valt dat nog te begrijpen. Die partij zal de cynische redenering hebben dat Henk en Ingrid zich tegen ontslag beschermd weten, ook al peuteren ze in hun neus, en dat Fatima en Ahmed hun tijdelijke contract niet verlengd zien worden. Maar voor alle andere partijen is er toch alle reden om zich niet bij de ongelijkheid tussen vaste en tijdelijke krachten neer te leggen.

De kans op werkloosheid is bepaald niet gelijk verdeeld. Het zijn de mensen met tijdelijke contracten die als eerste de economische terugslag voelen. Dat zijn juist de mensen die moeite hebben een baan te vinden. Zo waren in 2010 mannen en vrouwen van Marokkaanse afkomst drie keer vaker werkloos dan autochtone Nederlanders. Die verhouding zou nog schever kunnen worden. Het is verre van denkbeeldig dat veel bedrijven dit jaar alsnog rigoureus banen zullen schrappen.

Aan ontslagbescherming zijn veel problemen toegeschreven. Het zou bedrijven huiverig maken om mensen in dienst te nemen en daarmee de werkloosheid opjagen. Juist in een snel veranderende wereld zou meer flexibiliteit voor bedrijven van grote waarde zijn. Deze redenering is jarenlang in zwang geweest en is evenzeer fact-free gebleken. Feit is dat naar internationale maatstaven de werkloosheid in Nederland laag is én niet zo hard gestegen is tijdens de unieke periode van economische krimp. In het vaak bejubelde Denemarken en in de o zo flexibele VS lag de werkloosheid voor het uitbreken van de kredietcrisis al hoger dan in Nederland. Bovendien is daar de werkloosheid veel harder gestegen dan hier. Het probleem in Nederland is daarom niet het niveau van werkloosheid maar de verdeling ervan. Het is de groeiende groep van tijdelijke contracten en van zelfstandigen die de klap van een economische inzinking moet opvangen.

Voor het probleem van ongelijke bescherming zijn twee oplossingen: geef mensen met tijdelijke contracten meer bescherming of geef mensen met een vast contract minder bescherming. Het eerste is onlangs voorgesteld door FNV Bondgenoten. Die vakbond wil dat werkgevers een hogere WW-premie betalen voor werknemers met een tijdelijk contract. Hiertegen is het bezwaar gemaakt dat dit banen kost, juist voor mensen met al een slechte positie op de arbeidsmarkt. Dat bezwaar is terecht. Veel werkgevers zijn alleen bereid deze mensen een contract aan te bieden als de (ontslag)kosten beperkt zijn. Het tweede werd geprobeerd door de vorige minister van Sociale Zaken Piet-Hein Donner. Hij wilde de preventieve toets bij ontslag afschaffen. Dat zou de werknemer aan willekeur van de werkgever hebben onderworpen. Niet alleen neuspeuteren maar ook rood haar of een hoofddoekje zou dan grond voor ontslag kunnen zijn. De toenmalige coalitiegenoot PvdA torpedeerde dat voorstel uiteindelijk. Per saldo is het gevolg wel dat aan het probleem van ongelijke bescherming nog niks is veranderd.

De huidige minister van Sociale Zaken Henk Kamp is slimmer dan zijn voorganger. Hij komt met het voorstel om een contract van zeven jaar mogelijk te maken. Het biedt meer bescherming voor tijdelijke krachten terwijl de werkgever nog enige flexibiliteit behoudt. Bovendien, na zeven jaar komt in elke relatie een moment van evaluatie: de seven-year itch. Het is helemaal niet verkeerd dat werknemers eens in de zeven jaar erover nadenken waar ze hun loopbaan voortzetten. Waarom zouden niet alle arbeidsrelaties uit zevenjarige contracten bestaan? Misschien is dat wel het achterliggende idee van Kamp. Na dit ene voorstel komt vroeger of later het andere voorstel om een tweede zevenjarig contract mogelijk te maken. Dat is een sluipende, en slimme, hervorming van het ontslagrecht. Wellicht zal de gedoogpartner PVV Kamps voorstel daarom torpederen.

FNV Bondgenoten heeft wel gelijk dat met tijdelijke contracten (ongeacht de duur) werkgevers te makkelijk hun moeilijkheden kunnen afwentelen op het publieke stelsel van WW-uitkeringen. Zij moeten een financiële prikkel hebben om werknemers van baan naar baan te helpen. Daarom zouden ze verplicht moeten worden om (het WW-deel van) het loon door te betalen gedurende de eerste maanden dat een werknemer geen werk heeft. Dan hebben niet alleen werknemers maar ook werkgevers de prikkel om snel ander werk te vinden. Mensen met een slechte positie op de arbeidsmarkt moeten dan wel aantrekkelijk en dus goedkoop blijven, bijvoorbeeld door een fiscale subsidie.

Er zijn dus genoeg goede ideeën om de ongelijkheid tussen tijdelijke en vaste krachten terug te dringen. Zeker partijen als de PvdA en de SP die zeggen ongelijkheid te willen bestrijden, zouden deze moeten oppakken, en zouden moeten stoppen met neuspeuteren.

Naschrift

De CBS-cijfers over 2011 laten  weer een meer scheve verhouding zien: terwijl de werkloosheid onder autochtonen is gedaald, is die onder niet-westerse allochtonen juist gestegen.

Gepost in Geen categorie | Getagged , , , , , , | Plaats een reactie

Grond voor Groei

Deze ochtend, 1 februari, ben ik bij de Raadscommissie BWK van Amsterdam. Ik presenteer daar de beschouwing over de haven en de stad “Grond voor Groei“.   De grote haven en de uitdijende stad lijken met elkaar  te botsen. Is dat zo? Kan dat anders?

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie

De (op)lopende rekening

De rekening moet worden betaald, maar dan moet de rekening niet verder oplopen. Je zou verwachten (of hopen) dat de schuldenaars sparen om af te lossen, en dat de schuldeisers ontsparen.

Toch is dat niet wat de figuur laat zien. Hierin staat de lopende rekening voor en na de kredietcrisis, 2004-2008 en 2009-2011 (bron: Ameco). De lopende rekening is het saldo van inkomsten en uitgaven voor een land. Een tekort betekent dat de uitgaven de inkomsten overtreffen.

De figuur is niet vernieuwend maar wel aardig. Het toont een aantal punten.

  1. De schulden zijn niet toe te schrijven aan losbandigheid in de publieke sector (alleen), zoals in Griekenland. In veel landen zijn de schulden in de private sector ontstaan: bij banken in Spanje en Ierland en bij bedrijven in Portugal en IJsland. Dat laatste land lijkt wel door een hedge fund gefinancierd geweest. Omgekeerd, de ‘veilige’ landen (met een triple A voor de overheden) hebben een langdurig overschot op de lopende rekening. Strengere begrotingsregels zijn op hun best maar een gedeeltelijk antwoord.
  2. Een tekort wordt sneller  een probleem als een landen een vaste wisselkoers heeft en in de Eurozone zit. Vergelijk landen als de VS en het VK met Spanje, Ierland en Italië.
  3. De onbalans van grote tekorten en grote overschotten bestaat voor én na het uitbreken van de kredietcrisis. Het herstel van de balans gaat traag, zeker in de Eurozone.
  4. De aanpassing moet plaatsvinden in de landen met tekorten; de landen met overschotten passen zich niet of nauwelijks aan. Nederland en Duitsland sparen door. Het is deze asymmetrie die effectieve vraag in de Eurozone onder druk zet en de recessie lang kan maken. De landen met tekorten moeten minder uitgeven. tegenover de de lagere uitgaven staan geen hogere uitgaven in en dus export naar Nederland en Duitsland. Een somber vooruitzicht.

Gepost in Geen categorie | Plaats een reactie